Dat het regeerakkoord
van de nieuwe Vlaamse coalitie van NVA, CD&V en Open-VLD vol zou staan met
aanvallen, asociale maatregelen en het verder afbouwen van de verworvenheden
van de arbeidersbeweging stond in de sterren geschreven. De hele tekst leest
als een open oorlogsverklaring aan de werkende bevolking, jongeren en mensen
die leven van een vervangingsinkomen. De grondtoon is duidelijk: het opdrijven
van de besparingen en privatiseringen, en de factuur van de crisis voorleggen
aan de meerderheid van de bevolking.
De regering “Bourgeois I” doet
haar uiterste best om haar naam alle eer aan te doen. “We zullen met z’n allen
inspanningen moeten leveren. Zeker de eerste twee jaar zal iedereen dat voelen”,
opent het regeerakkoord. De toon is meteen gezet. Het is duidelijk dat onder
“allen” zeker niet de ondernemers, multinationals en superrijken worden
begrepen: in elk hoofdstuk wordt krampachtig gezocht naar manieren om duidelijk
te maken dat dit een regering is van de bazen en de rijken: zelfs in de
hoofdstukken over cultuur en welzijn slaagt men er in een zinsnede over het
belang van steun aan ondernemers toe te voegen. Bij VOKA zullen er wel enkele
traantjes van ontroering worden weggepinkt…
“Stimuleren van het ondernemen”: lage lonen en jacht op de werklozen
En het blijft niet enkel bij
woorden: in die domeinen waar Vlaanderen bevoegd is, onder meer na de 6de
staatshervorming, kiest de regering resoluut om de belangen van het bedrijfsleven
te verdedigen, ten koste van de meerderheid van de bevolking. Er wordt zwaar
het mes gezet in de mogelijkheden rond loopbaanonderbreking: de
niet-thematische verlofstelsels verdwijnen. Dit is al langer een eis van het
patronaat: ondanks dat de loopbanen van Belgische werknemers steeds zwaarder,
langer en stresserender worden, willen de bedrijfsleiders af van de
mogelijkheid voor werknemers om in beperkte mate eens een pauze te nemen. Enkel
een paar specifieke vormen van loopbaanonderbreking, bijvoorbeeld voor de zorg
voor een zwaar ziek familielid, zullen in de toekomst nog mogelijk blijven, de
rest wordt afgeschaft.
Verder legt de Vlaamse regering
bij haar arbeidsmarktbeleid de nadruk op het zoeken naar manieren om de
“loonkosten verder te drukken”.
Opnieuw wordt de illusie gecreëerd dat lagere loonkosten zouden leiden tot meer
jobs, laat staan kwaliteitsvolle en zekere jobs…
Ook de nieuwe bevoegdheden rond
de controle op de werkloosheid wil de Vlaamse regering op dezelfde manier
invullen. Bij de uitkeringen gaat het voor de Vlaamse regering vooral om
“activering, controle en sanctionering”.
Werklozen en anderen die van een vervangingsinkomen leven worden op die manier
opnieuw gestigmatiseerd, en persoonlijk verantwoordelijk gesteld voor hun
situatie: over “sancties en controle” op de bedrijven die herstructureren en
die weigeren verder mensen aan te werven wordt niet gesproken…
Maar het gaat verder dan een
verscherping van de controles: de nieuwe Vlaamse regering wil een systeem van
gemeenschapsdienst en goedkope tijdelijke werkervaring invoeren voor werklozen.
Werklozen en uitkeringstrekkers kunnen dus verplicht worden in ruil voor hun
uitkering te werken: een zeer drieste maatregel, gelet op de verdere afbouw van
het aantal arbeidsplaatsen bij de overheid die de nieuwe coalitie wil
doorvoeren. Zullen contractuele ambtenaren die hun baan verliezen bij de
Vlaamse overheid in de toekomst verplicht worden dezelfde job uit te oefenen in
ruil voor hun werkloosheidsuitkering?
De Vlaamse regering verwezenlijkt
hiermee één van de dromen van het Vlaamse KMO-patronaat: het invoeren van een
“Duits arbeidsmarktmodel” van lage lonen en werklozen die verplicht worden te
werken voor hun uitkering, aangevuld met een kleine extra vergoeding van 1 euro
per uur. Het resultaat is dat in Duitsland 6,8% van de werkenden onder de
armoedegrens leeft (meer dan 1,3 miljoen werkenden), en dat 20% van de Duitsers
minder verdient dan 10€ per uur bruto. Werklozen krijgen een uitkering van 351€
per maand, en zijn verplicht gelijk welke job aan te nemen die wordt
aangeboden, inclusief banen waarbij ze slechts 1€ per uur verdienen bovenop hun
uitkering! Is dat het perspectief dat de regering Bourgeois ons ook in
Vlaanderen wil bieden?
Brutale aanvallen op openbare diensten en verworvenheden
Ook onze openbare diensten en
verworvenheden liggen onder vuur. De regering Bourgeois voorziet een grondige
hervorming van de Vlaamse overheid, met als hoofddoel het verminderen van het
aantal werkplaatsen bij de overheid, en het afstoten van de “niet-kerntaken”
van de overheid. Concreet betekent het verder verminderen van het aantal
ambtenaren, en het uitbesteden van taken zoals schoonmaak, ICT, onderhoud,… aan
private firma’s. Hoewel de Vlaamse onderhandelaars spreken over een meer
“efficiënte” overheid, is de situatie op het terrein anders. Tijdens de vorige
regeerperiode verdwenen reeds 2.160 arbeidsplaatsen bij de Vlaamse overheid,
een inkrimping van 7,5% tegenover het begin van de vorige legislatuur. Dit
leidde reeds tot acute personeelstekorten bij diensten zoals VDAB, Jeugdzorg en
het MRCC, dat reddingen op zee organiseert. Het is één zaak om voor
propagandistische doeleinden een ideologische aanval te organiseren op het
aantal arbeidsplaatsen bij de overheid, het is blijkbaar een heel andere zaak
om die overheidsdiensten daarna nog verder degelijk te laten functioneren. Het
verder besparen op overheidsdiensten leidt tot meer werkdruk bij de
overblijvende ambtenaren, en zorgt ervoor dat de dienstverlening ernstig in
gevaar komt.
Hetzelfde met de mythe dat het
afbouwen van de “niet-kerntaken” van de Vlaamse overheid zou leiden tot
besparingen en een beter functioneren. Dit soort redenering heeft geleid tot
een inflatie van de kosten voor externe consultants en private bedrijven binnen
de Vlaamse overheid. Zo werden de besparingen en afvloeiingen bij de VDAB
opgevangen door het in dienst nemen van externe private arbeidsbemiddelaars.
Tussen 2005 en 2012 verviervoudigde het budget voor externe opdrachten, van
23,9 miljoen € naar 100,5 miljoen €.
Maar liefst één derde van de middelen van de dienst gaat nu naar externe
bemiddelaars. Dit is een veelvoud van de besparing van 22 miljoen die de
recente afvloeiingen bij de VDAB moesten opleveren. In de talrijke rapporten
die reeds werden opgesteld over deze uitbesteding kon nog geen enkele keer
worden aangetoond dat de privatisering goedkoper en efficiënter is dan dezelfde
taken met eigen personeel te doen. Of, zoals een rapport van de consultants DLA
Piper en Idea Consult in 2009 het zelf beschreef: “De beslissing van het inzetten van de markt is niet gebaseerd op een
efficiëntievraagstuk, maar wordt gestuurd door een vraag vanuit het beleid
waarbij middelen worden vrijgemaakt en deze integraal getendeerd worden. Er
wordt onvoldoende in overweging genomen of de VDAB dan wel de markt efficiënter
is om de doelgroep in kwestie te begeleiden, bijvoorbeeld op basis van een
vergelijking van de uitstroomresultaten en de inspanningen die geleverd werden
om deze te bereiken (gemaakte kosten).”
Kortom: het is een fabel dat snijden in de middelen voor personeel en werking
van de overheid leidt tot een betere en meer efficiënte dienstverlening: enkel
de private bedrijven die een deel van de koek die de overheid laat liggen
kunnen meepikken profiteren er van.
Toch gaat de regering Bourgeois I
verder op deze weg. Tientallen fusies en hervormingen bij diensten van de
Vlaamse overheid zijn gepland, vooral met de doelstelling om verder te kunnen
besparen, en personeel te laten afvloeien. Bovendien stelt het regeerakkoord
dat de Vlaamse overheid moet kunnen beroep doen op uitzendarbeid “onder
dezelfde voorwaarden als ondernemingen in de privésector”.
Bovendien wil de Vlaamse regering werk maken van een “modern HR-beleid”.
Dergelijke formuleringen hebben bij vorige hervormingen vooral tot doel gehad
een personeelsbeleid in te voeren dat gebaseerd is op individuele verloningen
en promoties, en waarbij gewaarborgde carrièremogelijkheden worden afgebouwd,
denk maar aan de hervormingen van Hendrik Bogaert bij de federale overheid. Voor
de meerderheid van de ambtenaren betekent dit nog meer afhankelijk zijn van de
wensen en grillen van het diensthoofd, en een serieuze inlevering op het gebied
van promoties.
Besparen op alle bestuursniveaus
Maar ook op andere
bestuursniveaus moet er bespaard worden: de provincies worden afgebouwd, de
zogenaamde “persoonsgebonden bevoegdheden” (zoals sport, jeugd, cultuur en
onderwijs) verdwijnen, en in de grootste steden worden zelfs alle provinciale
bevoegdheden weggenomen. Op zich zijn socialisten geen absolute voorstanders
van het systeem van de provincies in ons land, maar we vragen ons wel af op
welke manier de dienstverlening die ze aanboden kan gegarandeerd blijven, en
wat er moet gebeuren met het personeel dat hiervoor moest instaan. Op die punten
blijft het Vlaams regeerakkoord opvallend vaag.
Bij de gemeenten is de teneur
echter een stuk duidelijker: de Vlaamse overheid stelt de gemeenten meer
“autonomie” te willen geven. In de praktijk is deze autonomie vooral het
doorschuiven van de verantwoordelijkheid voor de besparingen naar het niveau
van de steden en gemeenten. Deze krijgen dan ook alle mogelijkheden aangeboden
om de aanvallen zo efficiënt mogelijk door te voeren: “gekleurde” middelen voor
integratie, bestrijding kinderarmoede, ondersteuning van het onderwijs, maar
ook voor het OCMW, worden geïntegreerd in de “gewone” gemeentebegroting.
Gemeenten krijgen dus veel meer mogelijkheden om zelf te besparen op sociale
uitgaven, indien ze dit wensen. Steden en gemeenten krijgen het makkelijker om
afvalophaling en energiedistributie te privatiseren,
en individuele gemeenten krijgen zelfs de kans zelfstandig het statuut van hun
personeel uit te hollen.
We denken hierbij meteen aan de besparingen bij de lokale besturen na de
gemeenteraadsverkiezingen van 2012: krijgen we de komende jaren een inflatie
aan aanvallen zoals die bij het stadspersoneel in Gent en Antwerpen, of de
afvalophaling in Sint-Niklaas? De Vlaamse regering heeft in elk geval besloten
om die steden en gemeenten die harder willen doorgaan met afbreken van hun
voorzieningen stevig te ondersteunen, aanvallen die daarna kunnen worden
veralgemeend naar heel het land. Of, zoals Bart De Wevers’ favoriete filosoof
Edmund Burke het verwoordde: “Met het knagen door een dijk, kan een rat zelfs
een heel land doen verdrinken”. Er zal dus stevig moeten gereageerd worden op
elke lokale aanval op de “dijk” van het lokaal personeelsstatuut.
Ook verder besparen op onderwijs, openbaar vervoer en welzijn
Men kan de nieuwe Vlaamse
regering er alleszins niet van beschuldigen haar besparingen niet op alle
beleidsdomeinen tegelijkertijd in te zetten. In twee van de drie grootste
uitgavenposten van de overheid, onderwijs en openbaar vervoer, leest de
regeerverklaring als een open oorlogsverklaring aan het personeel en de
gebruikers van deze voorzieningen. Maar ook in de derde van de drie grote
uitgavenposten, de welzijnssector, zullen de gevolgen van de besparingen
gevoeld worden.
Eén van de grote problemen in de
welzijnssector is het gebrek aan personeel en plaatsen in instellingen voor
mensen met een handicap, ouderen en andere zorgbehoevenden, resulterend in
enorme wachtlijsten. Recent nog bekwamen twee motorisch gehandicapte vrouwen
van de rechter dat het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap verplicht
werd hen een opvangplaats te voorzien. Niets daarover in het Vlaams
regeerakkoord: geen engagementen om te voorzien in meer instellingen en
plaatsen voor zorgbehoevenden, geen antwoorden op de personeelstekorten. Wel
wordt er op het gebied van welzijn gesproken over het stimuleren van het “sociaal
ondernemen”,
een notie die ook onder het initiatief “Flanders Care” van de vorige regering
opgang maakte. Het gaat om het idee dat bedrijven ook een rol kunnen spelen in
de organisatie van de welzijnssector, en dat het uitbouwen, organiseren en
uitbaten van zorginstellingen niet enkel door de overheid en vzw’s moet
gebeuren, maar dat ook commerciële bedrijven hiervoor kunnen zorgen. Deze
manier van werken kwam recent nog onder de aandacht toen de uitbating van het
nieuwe Forensisch Psychiatrisch Centrum in Gent, weliswaar door de Federale
regering, werd toegewezen aan een consortium rond de Franse multinational
Sodexo.
Er kwam veel kritiek op deze toewijzing, vooral omdat Sodexo in het buitenland
reeds een bedenkelijke reputatie heeft bij de uitbating van dergelijke
initiatieven.
Krijgen we binnenkort ook in Vlaanderen Sodexo-rusthuizen en opvanghuizen,
waarin de zorg ondergeschikt is aan de winstmarges, en waarin de vakbonden van
het personeel vogelvrij worden verklaard?
De taal die de nieuwe Vlaamse regering
spreekt over het openbaar vervoer is zeer duidelijk: er wordt afgestapt van het
idee van “basismobiliteit”, namelijk dat elke Vlaming recht heeft op degelijk
openbaar vervoer, waar hij/zij ook woont. In het regeerakkoord wordt een nieuw
concept ingevoerd: “basisbereikbaarheid”.
De betekenis van dit concept
wordt onmiddellijk verduidelijkt in de daarop volgende alinea’s van de tekst:
busvervoer in minder dicht bevolkte gebieden wordt afgebouwd, en vervangen door
de veel minder toegankelijke belbussen of taxi’s.
Deze belbussen moeten de passagiers dan naar de voorsteden van de grotere
agglomeraties brengen, waar ze aansluiting kunnen vinden met de rest van het
netwerk. Minder frequent en minder interessante vervoersverbindingen worden dus
de regel voor al wie niet in de buurt van een grote stad woont. Nachtvervoer in
de steden wordt georganiseerd door “cofinanciering”
van bedrijven, en met hogere tarieven dan het reguliere dagvervoer. Heel wat
goedkope of gratis abonnementsformules, zoals voor jongeren, 65+-ers en andere
groepen worden afgeschaft, en de “kostendekkingsgraad”, het aandeel in de reële
kost dat wordt betaald door de reiziger zelf, gaat omhoog. Ook De Lijn krijgt
meer vrijheid om haar tarieven te verhogen wanneer ze nieuwe besparingen te
slikken krijgt, en de tarieven worden afgestemd op het buitenland.
Wetende dat in de meeste andere Europese landen busvervoer steeds vaker
geprivatiseerd werd, en fors duurder werd, weten we waaraan we ons kunnen
verwachten met zo’n “vergelijking”.
Ook het onderwijs gaat moeilijke
jaren tegemoet. Opnieuw wordt geen enkel engagement aangegaan om de jarenlange
onderfinanciering van personeel, gebouwen en werkingsmiddelen uit het verleden
teniet te doen, maar wordt, net zoals in de zorgsector, de deur voor de
privésector naar het leerplichtonderwijs verder opengezet, vooral bij het
bouwen van scholen: de Vlaamse regering gaat immers op zoek naar “alternatieve
financieringsbronnen” voor het nijpend gebrek aan schoolinfrastructuur.
Het enige belang hierbij is de “impact op de schuldgraad” van de Vlaamse
overheid, de kostprijs, kwaliteit en gevolgen voor de scholen zijn blijkbaar
van geen tel. Vandaag zijn er scholen die nu al niet meer toekomen met hun
werkingsmiddelen om de kostprijs van PPS-constructies uit het verleden te
financieren.
Maar er zijn nog meer donkere
wolken op komst voor het leerplichtonderwijs. De volgende Vlaamse regering wel
werk maken van een basistoelage die “gelijk is op basis van niveau en
studierichting”.
In het leerplichtonderwijs van de Franstalige gemeenschap werd deze operatie
vorig jaar reeds doorgevoerd: het resultaat was een sterke verlaging van de
middelen voor het gemeenschapsonderwijs tot het (lagere) niveau van het vrij
onderwijs. Blijkbaar is zelfs de NVA bereid om te leren van de PS in Wallonië
als het gaat om creatief besparen… Tenslotte worden pedagogische
begeleidingsdiensten gericht op de leerlingen verder afgebouwd,
en krijgen meer individuele scholen meer “verantwoordelijkheid” over hun eigen
organisatie. Net zoals bij de zorg en het openbaar vervoer wil in dit in tijden
van besparingen vooral zeggen dat de schooldirectie zelf verantwoordelijk wordt
voor het doorvoeren van de besparingen. De verzuchtingen van leerkrachten, die
te lijden hebben onder een gebrek aan ondersteuning, die steeds meer
administratieve en andere taken moeten opnemen, en die – vooral in de eerste
jaren van de loopbaan – vaak te maken hebben met onzekerheid en instabiliteit
van hun werksituatie worden enkel beantwoord door het “invoeren van een
niet-bindende toelatingsproef” voor de lerarenopleiding.
Alle andere verzuchtingen worden op de lange baan geschoven door het in het
vooruitzicht stellen van een nieuw “pact”, zonder enige vorm van garanties. Dit
is het zelfde verhaaltje dat de vorige Vlaamse regeringen al jaren opbrengen
bij alle vorige CAO’s in het onderwijs: veel gepraat en analyses over de
problemen, geen oplossingen, omdat de financiering ervoor ontbreekt.
De aanvallen op het hoger
onderwijs zijn mogelijks nog groter en directer. Er komt een veralgemeende
verplichte toelatingsproef voor het hoger onderwijs. In eerste instantie is
deze niet-bindend, maar het verhaal van de rat en de dijk in het achterhoofd,
en de ervaringen met de salamitactiek van het doorvoeren van besparingen in kleine
opeenvolgende delen, is het slechts een kwestie van tijd alvorens deze
toelatingsproef effectief bindend wordt.
Dit vooral omdat ook in deze sector de instellingen zèlf verantwoordelijk
worden gesteld voor het opvangen van de besparingen die de Vlaamse regering wil
doorvoeren.
In de media verscheen hierover
reeds de discussie over de werkingsmiddelen van hogescholen en universiteiten
die zouden worden ingeperkt. Concrete cijfer staan er niet in het
regeerakkoord, maar er wordt gesproken over 5% van de werkingsmiddelen, of een
besparing van ongeveer 80 tot 100 miljoen € per jaar voor het hele hoger
onderwijs. In ruil laat de Vlaamse overheid de universiteiten en hogescholen
toe om deze aderlating op te vangen door een schijnbaar onbeperkte verhoging
van de inschrijvingsgelden toe te staan. Om een dergelijke besparing op te
vangen, zal een kleine verhoging niet volstaan, de inschrijvingsgelden moeten
verdubbelen of verdrievoudigen, lieten de universiteiten reeds weten.
Indien deze verhoging niet wordt behaald, moet er sterk bespaard worden op
personeel en werking van de instellingen zelf, twee uitgavenposten die nu reeds
sterk onder druk staan door tekorten.
Deze manier van werken, en vooral
het reeds in de media brengen van de concrete omvang van de te verwachten
besparing, is een pure provocatie en een test van deze Vlaamse regering. Ze wil
kijken in hoe verre personeel en studenten tegen elkaar kunnen worden opgezet
bij het doorvoeren van besparingen die uiteindelijk iedereen zullen testen. Het
is belangrijk dat de instellingen, maar vooral de studenten en vakbonden van
het personeel krachtig reageren, en deze provocatieve aanval afwijzen met een
gemeenschappelijk verzet.
Ook wil de Vlaamse regering het
aantal studierichtingen verder “rationaliseren” of beperken,
en komt er een herwerking van het financieringsmodel. De mededelingen in de
pers rond het afbouwen van de basisfinanciering in het hoger onderwijs laat
hierover het sterkste vermoeden. Opvallend is trouwens dat er met geen woord
wordt gerept over het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek aan de hoger
onderwijsinstellingen, behalve dan dat de financiers IWT, Hercules en FWO
moeten besparen op hun werking door de fusioneren. De aandacht voor het
wetenschappelijk onderzoek gaat enkel naar het “Innovatiebeleid”, subsidiëring
van direct toepasbare technologieën in de industrie, en steun aan bedrijven. De
bevoegdheid “Wetenschapsbeleid” verdwijnt trouwens uit de regering: geen enkele
van de nieuwe Vlaamse ministers krijgt deze “titel” toegemeten.
Wat staat er niet in het regeerakkoord?
Dit artikel is te kort om een
volledige opsomming te maken van alle asociale maatregelen en besparingen die
de volgende Vlaamse regering nog voorstelt. Zo krijgen migranten strengere
controles op hun “inburgeringstrajecten”,
wordt het werken met dienstencheques voor de bedrijven nog verder versoepeld,
verminderen de subsidies voor het onderzoek naar hernieuwbare energiebronnen,
wordt de leegstandsheffing voor immobiliënspeculanten “versoepeld”
en worden ook bij de VRT nieuwe stevige besparingen aangekondigd.
Veel belangrijker zijn dan nog
die aspecten waarvoor de Vlaamse regering géén aandacht heeft in haar
regeringsverklaring. We spraken al over het feit dat de notie “Wetenschappelijk
Onderzoek” volledig is vervangen door het bedrijfsgerichte “innovatie”, maar
ook over armoedebestrijding klinkt de regering laconiek: “De realisatie van de
armoededoelstellingen van het Pact 2020 is dan ook een taak van elke Vlaamse
minister”.
Van een systematische aanpak van de steeds groter wordende armoedeproblematiek
(bijna 1 op 10 Vlamingen leeft in armoede), is geen sprake. In tegendeel,
enkele maatregelen, zoals de gratis elektriciteit en gratis gaslevering aan
gezinnen worden afgeschaft, en de nettarieven gaan omhoog om de tekorten van de
voorbije jaren op te vangen.
Ook voor sociale woningbouw is er
geen plaats in het regeerakkoord. Er wordt geen enkel engagement ingeschreven,
en geen enkel budget voorzien voor de bouw van nieuwe sociale woningen, de
Vlaamse regering stelt zelfs onomwonden dat “de belangrijkste partner op de
huisvestingsmarkt de private sector is.”
Over de rol van de overheid om via onder meer sociale woningbouw te voorzien in
degelijke, betaalbare woningen, ook voor wie het financieel minder goed heeft,
wordt met geen woord gesproken.
Zijn besparingen onafwendbaar, en wat is het alternatief?
De koers die de nieuwe Vlaamse
regering zal voeren is overduidelijking: een duidelijke ramkoers tegen de
georganiseerde arbeidersbeweging, werkenden, jongeren en mensen die leven van
een uitkering. De regeringsverklaring voorziet een collectieve verarming en
sociale achteruitgang om de winsten en privileges van een kleine minderheid op
peil te houden.
Eén ding moet duidelijk zijn: dit
is wat het kapitalisme ons vandaag, anno 2014, nog te bieden heeft: slechte
jobs, lagere lonen, minder sociale voorzieningen en minder zekerheden, terwijl
een kleine minderheid zich verder kan verrijken. Het systeem is op,
voorbijgestreefd, en hopeloos vastgereden in haar eigen tegenstellingen. Het
Vlaams Regeerakkoord is niet meer dan de politieke uitdrukking van die
situatie. Weliswaar stelt deze nieuwe regering de zaken iets brutaler, directer
en provocerender voor dan wat we na 25 jaar sociaaldemocratische
regeringsdeelname gewoon zijn in België, maar in weze blijft de politiek die
gevoerd zal zijn dezelfde die alle traditionele partijen, ook Groen! en SP.a
tijdens hun regeringsdeelname doorgevoerd hebben. We moeten dus niet veel
verwachten van de “officiële linkse oppositie” in Vlaanderen.
Dat dit regeerakkoord – behalve
bij een aantal overtuigd-rechtse omhooggevallen bimbo’s zoals het KVHV
en Voka
– niet op veel enthousiasme bij de bevolking zal kunnen leiden, is logisch.
Velen zullen angstig afwachten om te zien hoe deze regering hun levenskwaliteit
zal raken en aanvallen. Het gebrek aan grote, collectieve strijdbewegingen die
echte overwinningen tegenover het besparingsbeleid hebben kunnen afdwingen
leidt tot veel apathie, onzekerheid en een gebrek aan zelfvertrouwen bij brede
lage van de bevolking om deze lawine van besparingen te kunnen stoppen. De
werking van het Vlaams Parlement en de Vlaamse regering is bovendien
ondemocratisch: in principe kan de Vlaamse regering niet “vallen” voor het
einde van haar regeerperiode, nieuwe verkiezingen zijn niet mogelijk. Diegenen
die dus aangeven om te wachten tot volgende verkiezingen om eventueel te
reageren tegen deze regering, veroordelen ons dus tot 5 jaar apathie en
berusting, zonder enig perspectief dat de besparingen daarna kunnen worden teruggedraaid,
of zelfs maar worden gestopt.
Vertrouwen in de mogelijkheden om
via collectieve strijd overwinningen te boeken tegen het patronaat en haar
asociale regering zal een belangrijke factor zijn bij het al dan niet kunnen
stoppen van bepaalde aanvallen. De regering wil een aantal tests doorvoeren,
zoals met de verhoging van het inschrijvingsgeld in het hoger onderwijs. Kom er
geen of weinig reactie, zullen de aanvallen de komende jaren alleen nog maar
harder en steviger worden. Voorbeelden in Italië, Ierland, Spanje, Portugal of
Griekenland tonen aan dat er in principe geen remmen staan op hoe ver het
patronaat bereid is haar regeringen te laten gaan in aanvallen tegen de
arbeidersbeweging.
In de eerste plaats is er dus
systematisch en hard verzet nodig bij elke vorm van besparing of aanval die de
Vlaamse regering zal voeren. Elk verzet zal het moeilijker maken voor de
regering om met een volgende aanval te komen. Laat dus elke aanval beantwoord
worden door stevig verzet, elke provocatie door een stevige collectieve actie.
Maar er is meer nodig: er is een
absolute noodzaak om de verschillende verzetsbewegingen en de organisaties die
daarin actief zijn te verenigen in één groot verzetsfront. De manier waarop dit
verzetsfront er precies moet uitzien zal afhangen van hoe de strijd zich
ontwikkelt, maar sowieso moet het een organisatie worden waarin verschillende
strijdbewegingen en organisaties elkaar kunnen vinden, en samen kunnen
discussiëren over tactieken, strategieën, programma’s, en hoe bewegingen en organisaties
elkaar wederzijds kunnen versterken. Jammer genoeg is de PVDA er langs Vlaamse
zijde niet in geslaagd verkozenen te halen, maar toch denken we dat de
verwachtingen die deze partij de voorbije jaren heeft gecreëerd bij vele
jongeren en werkenden om een rol te spelen in het verzet kunnen worden
verwezenlijkt. Tegelijk moet het verzetsfront ook een open houding aannemen
naar vakbondsdelegaties, sectoren en zelfs centrales die bereid zijn te breken
met het idee van collectieve verarming door besparingen geleidelijk aan te
aanvaarden, en die een rol willen spelen in de uitbouw van het verzetsfront.
Voor LSP is zo’n verzetsfront
uiteindelijk een eerste stap naar de creatie van wat wij al enkele jaren een
nieuwe arbeiderspartij noemen: een democratische en brede politieke
organisatie, waarin de reeds bestaande echte linkse partijen,
vakbondsorganisaties en andere organisaties die op hun terrein de strijd
organiseren tegen de gevolgen van de crisis van dit systeem, elkaar kunnen
vinden, en samen discussiëren over het organiseren van de strijd, en over welk
alternatief tegenover dit systeem. Voor LSP is zo’n alternatief uiteraard een
democratisch socialisme, waarin de enorme rijkdommen die in deze maatschappij
collectief beheerd worden naar de behoeften van eenieder.
Maar ook in tussentijd zullen
militanten van LSP overal waar ze actief zijn een rol spelen in de
strijdbewegingen die zullen ontstaan. We zullen tussenkomen op
stakingspiketten, betogingen en acties met ons programma en perspectieven, en
daar waar we de krachten hebben, ook actief meebouwen aan de beweging. Zo
zullen we zeker ook in het hoger onderwijs de handschoen opnemen, en bouwen aan
een stevig verzet tegen de eerste testaanval die deze Vlaamse regering heeft
opgezet. Als Bourgeois een klassenoorlog wil, kan hij ze wat ons betreft
krijgen!